Tuinplanten en bollen

Goed voor insecten
Goed voor vlinders en bijen

In tuinen en in steden binnen de bebouwde kom worden allerlei planten en bollen geplant die van oorsprong niet voorkwamen in Nederland. Daar is niets mis mee, want ook deze planten (zoals de vlinderstruik) kunnen waarde hebben. Maar veel rupsen (van vlinders) en wilde bijen zijn afhankelijk van specifieke inheemse of streekeigen plantensoorten. Daarom genieten zij de voorkeur. Ook met deze ‘wilde’ plantensoorten kan namelijk een prachtige tuin worden ingericht.

Mogelijkheden voor aanleg

Aanplanten

termijn resultaat (jr)

1-22-55-1515+

Bollen planten

termijn resultaat (jr)

1-22-55-1515+

Inzaaien

termijn resultaat (jr)

1-22-55-1515+

Zorg voor een variatie aan planten die bloeien vanaf het voorjaar tot het najaar (zie soorten). Plaats de planten dusdanig dat ze (na verloop van tijd) een dichte vegetatie vormen. Op deze manier krijgt onkruid minder kans zich te vestigen.

Aantallen:
Planten: gemiddeld 7 planten per m2 (grote planten 3, kleine bodembedekkers 15).

Door het planten van bloembollen staat er zelfs in de winter iets te bloeien. Op een mooie februaridag zoemt het van de bijen bij de winterakoniet, sneeuwklokjes en krokusjes. Let er bij de aanschaf van bloembollen op dat deze niet zijn behandeld met gif. Kies dus voor biologische bloembollen.

Aantallen: afhankelijk van de maat van de bol 25 – 50 bolletjes per m2.

Er zijn diverse soorten zaadmengsels speciaal voor vlinders en bijen. Deze zijn niet altijd geschikt voor rijke klei- of veengrond. Vaak gaat het ook om zaad van éénjarige soorten dat elk jaar opnieuw moet worden in- of bijgezaaid. Voor een langdurig wilde-bloemen-veld moet worden gekozen voor een meerjarig bloemenmengsel dat geschikt is voor rijke grond, zoals het Blauwzaam Tuinmengsel. Zaaien op kale vochtige grond met buiig weer (NB: bij droog weer sproeien!) tussen half augustus en half oktober.

Aantallen:
Zaaien: 2 tot 3 gram Blauwzaam Tuinmengsel per m2.

Soorten

Een greep uit inheemse vlinder- en bijenplanten die geschikt zijn voor klei-, veen -, of tuingrond. Voornamelijk vaste planten en op volgorde van bloeiperiode: longkruid, adderwortel, wilde akelei, dagkoekoeksbloem, gewone margriet, vingerhoedskruid, judaspenning, vaste lupine, zwarte toorts, knoopkruid, betonie, meisjesogen, duifkruid, blauwe knoop, beemdkroon, hartgespan, ijzerhard, echte guldenroede, lange ereprijs, brunel, boerenwormkruid, wilde marjolein, grote kaardebol, hemelsleutel.

Langs de slootkant kunnen goed ‘oeverplanten’ worden aangeplant zoals kattenstaart, koninginnenkruid en valeriaan.

Schaduwsoorten zijn te vinden bij de inrichting: bloemrijke schaduw.

Het Blauwzaam Tuinmengsel bestaat uit de soorten van het Blauwzaam mengsel, zonder de grassen en met een aantal extra soorten.

Beheer

Overgangsbeheer

Zolang de stekjes of plantjes klein zijn moet tussen de planten worden gewied.

Regulier beheer

Vooral in het voorjaar is het goed om zoveel mogelijk ongewenste of overheersende planten te wieden of eventueel te verplanten.

Een meerjarig wilde-bloemen-veld hoeft in principe niet gemaaid te worden. Haal aan het eind van de winter de uitgebloeide stengels weg met een hark en leg ze op de composthoop.

Wanneer toch veel gras tussen de bloemen opduikt, maai deze dan een eerste keer in mei om gras te onderdrukken en doe dat nog een keer in september / oktober. Maai nooit alles tegelijk, maar gefaseerd.

jan feb maa apr mei jun jul aug sep okt nov dec
Regulier beheer
Wieden
verwijderen uitgebloeide bloemstengels
Maaien om gras terug te dringen
Overgangsbeheer
wieden tussen jonge planten