Handboek

Schaduwsoorten

Schaduwsoorten zijn soorten die tussen bomen en struiken groeien of langs een bosrand. Er zijn soorten die van volledige schaduw houden en bloeien in het vroege voorjaar wanneer er nog geen bladeren aan de bomen zitten. En er zijn soorten die houden van halfschaduw. Ze staan bijvoorbeeld een deel van de dag in de schaduw of daar waar de zon half door de bladeren schijnt.

Lage bodembedekkende voorjaarssoorten voor in bostuinen zijn bijvoorbeeld: winterakoniet (bol), sneeuwklokje (bol), krokus (bol), narcis (bol), longkruid, daslook (bol), vogelmelk (bol), bosanemoon (bol), gele- en gevlekte dovenetel, sleutelbloem.

Meer wilde, natuurlijke schaduw- en bosrandsoorten zijn: speenkruid, hondsdraf, pinksterbloem, akkerkool, dagkoekoeksbloem, fluitenkruid, geel nagelkruid, look zonder look, robertskruid, stinkende gouwe, wilgenroosje, kattenstaart.

Klimplanten zijn: wilde kamperfoelie, hop, bosrank.